ARTIKEL ONDER CONSTRUCTIE!
Een degelijk begrip van de Nederlandse grammatica is niet ontzettend moeilijk. Iedere zin heeft een bepaalde structuur, waarop regels worden toegepast.
Zoals de inhoud van de zin de plek van de woorden in de zin bepaalt, bepaalt de 'plek' de regels voor de schrijfwijze van het woord. Het woord plek moet niet alleen letterlijk worden gezien, zoals we zodadelijk zullen zien.
De inhoud bepaalt de vorm:
een gebiedende zin:
Dien het eten op.
een vraag:
Wil iemand het avondeten opdienen?
een 'gewone' zin:
Ik heb het eten opgediend.
Maak een aantal van dergelijke zinnen en je zult zien dat er een bepaald terugkerend patroon in zit.
Over drie onderdelen van dat patroon wil ik het even hebben, aangezien ze de basis vormen voor veel grammaticale regels. Het zijn:
het onderwerp
Het gezegde
de persoonsvorm
We zullen ons voornamelijk met de 'normale' zin bezighouden.
'Ik heb het eten opgediend'
We zien een aantal zaken, zoals een verwijzing naar een 'acteur' (ik) en een handeling van de acteur. Het woord acteur houdt in dat ook niet-levende onderwerpen kunnen 'acteren' in de zin. En daarbij zijn we gekomen aan het 'onderwerp' van de zin. De acteur.
In de bovenstaande zin is 'Ik' het onderwerp. (let er op dat er niet staat 'ben ik het onderwerp')
We kunnen ons vervolgens de vraag stellen wat ik dan wel 'te vertellen' heeft. 'De zin 'Ik heb het eten opgediend' geeft aan dat 'ik' in 'het verleden' het eten heeft opgediend. De zin staat in de verleden tijd. Ook wordt er aangegeven dat de handeling 'af' is en niet meer voortduurt. We spreken dan van 'voltooid verleden tijd'. Dit is één van de verschillende tijden waarin een zin geschreven (of gezegd) kan worden.
We onderscheiden grofweg:
Verleden Tijd
Tegenwoordige Tijd
Toekomstige Tijd
De tijd valt ons - na het lezen te hebben geleerd - praktisch onbewust op. We zijn getraind om ons, wellicht onbewust, het gezegde in de zin te gebruiken voor de plaatsing in de tijd.
'Ik heb het eten opgediend'
We vragen ons dus waar het onderwerp 'ik' zich mee bezighoudt of heeft gehouden.
In dit geval is het antwoord: opdienen. In deze zin zien we het woord 'opdienen' terug als 'opgediend'. (Wellicht heeft u op de automatische piloot gekozen voor 'het eten opdienen'. Dit is natuurlijk feitelijk juist, maar voor ons doel moeten we soms bijna kinderachtig simpel denken en zo min mogelijk informatie willen verschaffen.)
Het antwoord dat we op de laatste vraag naar de bezigheden van 'ik' hebben gegeven heeft ons de persoonsvorm gegeven. Deze persoonsvorm is onderdeel van het gezegde dat we kunnen vinden door te kijken naar de volledige informatie die over 'ik' verschaft wordt. 'Ik' heeft het eten opgediend. 'Heb het eten opgediend' is het gezegde van de zin.
Binnen het gezegde kunnen we in een aantal gevallen het naamwoordelijk gezegde (de dingen) en het spreekwoordelijk gezegde (wat de dingen doen) onderscheiden. Het spreekwoordelijk deel komt altijd voor, het naamwoordelijk deel hoeft niet altijd voor te komen.
'Ik dien op' bevat bijvoorbeeld wel een gezegde, maar alleen een spreekwoordelijk deel Daarnaast heeft de zin een onderwerp. Het naamwoordelijk deel van het gezegde verschaft extra informatie over de samengang tussen onderwerp en diens handeling.
Een 'normale' zin moet dus in ieder geval een onderwerp hebben en een (spreekwoordelijk) gezegde.
Zoals gezegd bepaalt de inhoud in feite de regels voor het schrijven van de woorden in de zin.
Als ik wil vertellen dat 'ik' klaar is met het opdienen van het eten zal ik kiezen voor de zin 'ik heeft het eten opgediend' en niet voor 'ik dient het eten op'.
TO CONTINUE
Geen opmerkingen:
Een reactie posten